vrijdag 14 juli 2023

Dag 19 – donderdag 13 juli: Verclause (Camping Le Gessy)

Alleen op de wereld waren we, nou ja, bijna dan. Na de heftige avond van gisteren, met regen en onweer, sliepen we als rozen. Om half acht stak ik m’n hoofd uit de tent om te zien waar we nu eigenlijk terechtgekomen waren. Ik schrok er bijna van, zo onbeschrijfelijk mooi was het hier. In de verste verte geen medekampeerders te zien. Een uitzicht om je vingers bij af te likken. Voor onze tent konden we half in het zonnetje koffie drinken en ontbijten terwijl de tent in de schaduw stond. Beter kon het niet.





Omdat onze voorraad nu wel erg uitgeput raakte en we bovendien grote behoefte hadden aan Frans stokbrood reden we eerst naar de supermarkt in het dorpje. Of beter, gehucht want meer dan een paar huizen is het niet. Die winkel was er eentje om U tegen te zeggen, letterlijk dan want het was er een van de U-keten hier in Frankrijk. Je kon het er aan de buitenkant niet aan af zien, maar hij was enorm groot en ze verkochten er werkelijk bijna alles. Ernaast was een tankstation met de goedkoopste benzine die we tot dan toe gezien hadden, en je kon er zelfs de was doen in grote machines die op de parkeerplaats stonden. Tot 18 kg aan toe. We sloegen flink in, niet alleen brood maar ook allerlei lekkere hapjes en niet te vergeten fruit. Op het moment dat we weer weg wilden rijden moesten we flink wat geduld hebben, het was in verhouding tot de winkelgrootte een vrij kleine parkeerplaats waar aan de lopende band opstoppingen ontstonden. Iedereen blokkeerde iedereen, zowel bij in- als bij uitrijden. Uiteindelijk gebruikte ik zelfs de toeter om er een beetje beweging in te krijgen en na drie keer op de claxon gedrukt te hebben kwam er schot in de zaak.

We brachten de spullen naar de tent, stopten wat gekoeld moest in de koelbox en reden vervolgens door naar het plaatsje Rosans hier vlakbij, waar een VVV-kantoor zat. Daar werden we door een zeer bevlogen dame te woord gestaan. Eerst in het Frans, maar toen ze ons onderling Nederlands hoorde praten werd het direct in onze eigen taal voortgezet. Later vertelde ze dat ze ook Italiaans, Spaans, Duits en natuurlijk Engels sprak. Maar van origine kwam ze uit Nederland. We kregen hele goede informatie en een stapel kaarten mee. Ze wees ons op een demonstratie dezelfde middag, over het distilleren van lavendel. Na de lunch bij de tent en een korte siësta reden we dus daarnaartoe, niet ver van ons vandaan. Het eerste halfuur was nogal taai. De uitleg, in het Frans natuurlijk, werd gegeven door iemand die vast goed in z’n vak is maar duidelijk moeite had met het overbrengen van zijn enthousiasme. Gelukkig werd het na een half uurtje interessanter omdat hij toen daadwerkelijk liet zien hoe van 250 kg lavendel de olie gedistilleerd werd, in grote oude ketels die met hout gestookt werden. Overigens vond niet iedereen het de moeite waard; een vader van twee jonge meisjes die met hun moeder wél aandachtig luisterden en keken, was helemaal alleen achteraan gaan zitten zodat hij rustig en ongestoord spelletjes kon spelen op zijn telefoon.


Onderaan ons weggetje naar boven zat zoals gezegd restaurant ‘de Rode Slak’. Het was in april overgenomen door twee enthousiaste jonge jongens die een moderne keuken mixten met een Franse twist. We besloten daar maar te gaan eten op deze eerste dag. Ik nam vooraf een Oeuf Cocotte en Bert, tja, ik kan het niet anders zeggen, at maar liefst 12 slakken die er ook echt uitzagen als….slakken. Ik kon er nauwelijks naar kijken. Maar daarna ging hij op de vegatour, met grote ravioli gevuld met paddenstoelen en voorzien van een goddelijke roomsaus met boleten, en at ik een fantastisch verse rundertartaar, echt vlees met de hand in hele kleine stukjes gehakt en verrukkelijk aangemaakt met o.a. kappertjes, die ik zelf met een rauw ei moest aanmengen. Meestal durfde ik zoiets niet in verre oorden, en al zeker niet in deze hitte, maar dit zag er allemaal zo goed uit dat ik voor één keer de sprong waagde. Allemaal lokale producten trouwens (van die slakken geloof ik dat zeker, die heeft iemand gewoon uit z’n tuin gevist…aaarrgggh). Bij de tent genoten we van de zonsondergang, de mooie lucht, het uitzicht en een glaasje wijn. Alleen op de wereld.








Dag 18 – woensdag 12 juli: Valle Maira – Verclause (Fr)




Buurman Bert vertelde gisteren, naast allerlei andere prachtige verhalen, echt een rasverteller, dat de Col de Preit gewoon open was. We konden dat best rijden, helemaal eroverheen. Dan kwam je in Demonte waar je heerlijk ijs kon eten, en dan via Dronero weer terug. Uit en thuis zo’n uurtje of drie. Zonder te stoppen dan, dus dat zou wel een dagtripje zijn. Maar ja, we wilden vandaag naar Frankrijk. Toch begon het vanmorgen vroeg te knagen, zoiets moois laten lopen? Ach, we blijven nog een dag. Wat maakt het uit.

Vrij vroeg, voor ons doen dan, reden we naar boven. Een heel andere rit dan naar de Col de Sampeyre, ook met veel minder verkeer. Het was vanaf het begin mooi en ook goed te doen voor iemand met hoogtevrees. Dat wil zeggen, totdat we écht omhoog gingen. Er was een grasveldje waar je kon parkeren maar daar waren we allang voorbij, hoger en hoger, de ene haarspeldbocht na de andere. Hoewel ik zelf reed en dan meestal wel meer aankan zag ik het opeens niet meer zitten. We keerden dus, zetten de auto op genoemd grasveld en genoten van de schoonheid om ons heen. Velden vol bloemen, overal om ons heen. We konden er geen genoeg van krijgen. Wat een plaatje, alweer.




Na een klein uurtje reden we terug, het was iets van half twaalf. Opeens kreeg ik de kriebels; waarom gingen we niet alsnog weg? Zo gezegd zo gedaan, en om kwart voor een reden we gepakt en gezakt richting Franse grens. Deze tocht zou helemaal binnendoor gaan, naar een klein plaatsje genaamd Verclause. Daar had ik een camping gevonden op de site van de NTKC (kampeerclub.nl), Camping le Gessy, waar nogal enthousiast over gesproken werd. Iets met heel veel rust, ruimte en uitzicht. Om in Italiaanse sferen af te ronden dronken we nog een cappuccino op een terrasje bij een klein tabakswinkeltje, waar wat mannen aan het bier zaten. Betere cappuccino hadden we nog niet gehad! En dat voor €1,10…

Binnendoor rijden betekent niet opschieten, maar dat hadden we ingecalculeerd. Of beter gezegd, de navigatie had dat gedaan. Rond een uur of zes zouden we aankomen, dat leek ons geen probleem. Onderweg passeerden we de grens, die lag precies bovenop de Maddalena Pas. Daar moesten we echt uitstappen, niet alleen omdat we er al meer dan twee uur op hadden zitten maar vooral omdat het ook daar weer zo onwerkelijk mooi was. Al met al bleven we er zeker een half uur rondlopen en de camera maakte overuren. 










Tja, en toen waren we opeens in Frankrijk. Hoe is het toch mogelijk dat er zo’n verschil is tussen beide landen…het was direct een heel andere sfeer. Gezellige dorpjes, veel mensen op de been, winkels in overvloed. Vooral in de buurt van de grens was het druk, later werd het rustiger. Ook op de weg. Tegen zeven uur dirigeerde de navigatie ons van de weg af en een klein landweggetje in dat meteen flink omhoog liep. Na meerdere haarspeldbochten kwamen we op de plaats van bestemming: de begraafplaats! WTF….Nee, nog niet onze bestemming hoor! Naar beneden maar weer. De navigatie van Google Maps stuurde ons een stukje verder door, en dan daar afslaan. Vertwijfeld keken we naar de rode slak voor onze neus. Geen echte, maar een restaurant genaamd L’Esgargot Rouge. Maar een verwijzing naar een camping? In geen velden of wegen te zien. Ten einde raad besloot ik de bellen, en in mijn beste Frans legde ik uit dat we onderaan een weg stonden maar niet wisten hoe we naar de camping konden komen. Toen ik uitgepraat was vroeg de stem aan de andere kant: ‘Shall we speak English?’ Goed idee inderdaad, mijn Frans was nog een beetje roestig na al die tijd in Italië. De eigenaar, die Flo bleek te heten, was net zijn baby-dochtertje in bad aan het doen maar zou ons binnen vijftien minuten op komen halen. En dat deed hij, na een klein kwartiertje kwam er iemand op een quad met hoge snelheid de berg af, stopte vlak voor onze neus en zei: ‘Hi, I am Flo!. ‘Welcome in paradise!’. Hij had volledig gelijk. We geloofden onze ogen niet, zo mooi was het terrein dat maar liefst 10 ha groot was. En wat een kampeerplaatsen, zo vrij als een vogeltje was je hier. De dichtstbijzijnde tent/caravan stond minstens 300 meter verder.

Inmiddels was het tegen half acht maar nog meer dan licht genoeg. Flo liet ons drie potentiële plekken zien, één ervan achtte hij het meest geschikt gezien de hoge temperaturen die eraan zaten te komen. Wij waren het met hem eens, en nadat hij ons, onder de toezegging van een verlengsnoer (dat van ons was met 20m veel te kort) liet hij ons achter. Intussen hadden dreigende wolken zich met veel overtuiging samengepakt boven ons hoofd. De hele dag geen wolkje aan de lucht, en net als je de tent op wilt zetten krijg je dit. In vliegende vaart probeerden we ons katoenen huis omhoog te trekken en er wat pennen in te slaan. Wat nog niet meeviel, allemaal rots hier. Maar hij stond koud of het begon te plenzen. In de auto wachtten we tot het ergste voorbij was, gooiden snel slaapmatten en – zakken erin en slaagden er zelfs in de keukenspullen min of meer droog op hun plek te krijgen.

Nu was er nog één puntje van aandacht: we hadden nog niet gegeten. Door onze snelle aftocht was dat er geheel bij ingeschoten. Gelukkig hebben we altijd een noodrantsoen bij ons, iets dat je in een paar minuten op kunt warmen of desnoods koud eten (dat is dan wel heel vies). Uit onze voorraadkast thuis had ik een blik labskous meegegrist dat we vorig jaar in Noorwegen gekocht hadden, voor je-weet-nooit. Dat is een mengsel van gezouten vlees, aardappelen en uien. Het zag eruit - voor zover ik het kon zien, het was nu echt donker – als blikvoer voor een hond. Of erger, vul zelf maar in. Maar we hadden het snel opgewarmd en eigenlijk was het goed te doen. In elk geval konden we met een gevuld buikje gaan slapen. Morgen maar eens kijken wat ons uitzicht is.

En dan hier de kaart met de uiteindelijke route, onze overnachtingsplekken met rood onderstreept