zondag 23 juli 2023

En dan hier de kaart met de uiteindelijke route,
onze overnachtingsplekken met rood onderstreept

 

Dag 27 - vrijdag 21juli: Sint Geertruid – Groningen

Ik denk dat ik maar eens een coachingstraject bij mijzelf moet volgen. Om het kamperen eindelijk eens goed onder de knie te krijgen. Stap 1, je voelde hem al aankomen natuurlijk, is door ons namelijk niet goed uitgevoerd. Kennelijk hadden we het onderzeil niet goed genoeg teruggevouwen onder de binnentent waardoor we wakker werden in een waterbed. Er had zich een flinke plas gevormd onder het matje van Bert en het hele grondzeil was klets. Nu zou dat eigenlijk niet mogen gebeuren, maar het tentje is zoveel en zo intensief gebruikt dat enige slijtage te verwachten viel. Gelukkig is het goed te herstellen, ik moet gewoon de naden opnieuw sealen. Verder droogt alles wel weer op.

Niet alleen de slaapmat was nat, voor het eerst deze vakantie moesten we de tent ook nat afbreken. Met een polyester exemplaar is dat dan weer geen enkel probleem, we propten het dak in een vuilniszak en thuis zien we wel verder. De binnentent kregen we met een theedoek alweer vrijwel droog en de slaapmat ging ook nat in de hoes om thuis verder te drogen .

Om 10 uur reden we weg, dat is zo’n beetje de standaardvertrektijd geworden. We hadden heel rustig aan gedaan en uitgebreid de tijd genomen voor de koffie. Nauwelijks waren we op weg of het gelazer begon al. De tunnels bij Roermond waren dicht (zes weken lang, inmiddels nog vijf). Dat betekende omrijden via Eindhoven, zoals aangegeven werd óf, dat leek ons handiger, binnendoor afsteken. Dat bleek iedereen zo’n beetje gedacht te hebben. Over de eerste 30 km deden we dan ook anderhalf uur. Eenmaal op de snelweg werd het niet veel beter. Onder andere door de laatste dag van de vierdaagse in Nijmegen stond het verkeer meer stil dan het reed. Uiteindelijk hadden we file tot Assen, daarna werd het eindelijk rustiger.

Om kwart over vijf reden we ons woonerf op. Er waren wat buren buiten zodat we meteen aan de praat raakten, heel gezellig. Echt een dorp hier, middenin de stad. We sjouwden de spullen naar binnen, gooiden de wasmachine vol en ruimden een deel vast op. Ik deed snel wat boodschappen zodat we iets te eten hadden, en toen konden we ons overgeven aan het gevoel dat de vakantie nu echt voorbij was. Van het begin tot het eind was het fantastisch geweest. We hebben zóveel mooie dingen gezien, en streken verkend die we tot dan toe niet bezocht hadden, ontzettend leuk allemaal.

Terwijl ik dit schrijf, thuis aan de keukentafel, is het buiten nat en koud. Dat is dan wel weer jammer. Maar hoe dan ook kijken we terug op een supervakantie!

O ja, en de vervolgstappen van de cursus ‘Kamperen kun je leren’ verstrek ik op aanvraag graag geheel gratis maar zonder enige garantie. Ik blijk toch niet zo’n expert te zijn en heb mijn certificaat bij het oud papier gegooid.


Iedereen bedankt voor het meelezen en voor de reacties. Altijd leuk om te horen dat anderen er ook plezier aan beleven!

zaterdag 22 juli 2023

Dag 26 – donderdag 20 juli: Salornay – Sint Geertruid (Zuid-Limburg)

Kamperen kun je leren. Ik bied u, als zelfbenoemd en -gecertificeerd kampeercoach, de basisbeginselen van het kamperen aan in zes stappen. Daarna kunt u geheel zelfstandig de tent opzetten en genieten van uw vakantie. Tarieven op aanvraag (reken maar dat ze hoog zijn, ik moet er zelf ook van met vakantie). De eerste stap is gratis en volgt hieronder.

Stap 1.
Haal de tent uit de hoes. Leg op de plaats waar hij opgezet gaat worden een zogenaamde tentluier neer, of eventueel een iets dikker onderzeil. Zet de tent op volgens instructie. Nu het belangrijkste: vouw de randen van de tentluier helemaal naar onder en naar binnen, ónder het grondzeil van de tent. Zorg ervoor dat er niets uitsteekt, anders loopt eventueel regenwater zo onder de binnentent, vormt daar een plas en trekt dan door het grondzeil de tent binnen. Gegarandeerd natte slaapmat en -zak.


Ok, nu vanaf het begin. Op het plaatselijke marktje haalde ik vanmorgen vroeg drie geitenkaasje om mee naar huis te nemen. Bij de bakker vulde ik dat aan met croissants en verse quiches, alsmede – ik kon het niet laten – wederom twee citroen-meringue taartjes. Om tien uur reden we weg, richting huis. De route voerde ons binnendoor, van de ene ansichtkaart langs de andere. Zo mooi hier! En ook allemaal heel goed onderhouden. Het chateau de Sercy sprong er helemaal uit, werkelijk een plaatje. De reis verliep verder voorspoedig. Bert reed, en ik voorzag hem gevraagd en ongevraagd van commentaar. Zoals altijd. Gelukkig is hij eraan gewend 😊.

Om half zes passeerden we de Nederlands grens, nadat we in Luxemburg de tank nog even helemaal volgegooid hadden voor €1,57 per liter. Bert wilde eigenlijk doorrijden, maar ik was moe en wilde liever stoppen. Dus besloten we nog een kampeernachtje eraan vast te knopen kampeerterrein De Heerkuil, in Sint Geertruid. Dat is een van de vele mooi gelegen NTKC-terreinen (kampeerclub) waar we al veel vaker gekampeerd hebben. Ligt 3 km van de snelweg, prima plek dus.

We zetten ons kleine tentje op, het Amerika-tentje genoemd. Het heeft al vele stormen en slagregens doorstaan, zowel in de USA als in Europa. Het stond in vijf minuten en in no time zaten we aan de geitenkaas met een glas wijn ernaast. Echt honger hadden we niet, maar om nu alleen maar een stukje kaas te eten…dus maakten we een blik chili open. In Amerika vinden we die lekker, deze Franse variant kon ons niet echt bekoren. Maar goed, we werkten de smaak weg met de citroentaartjes en genoten van het uitzicht, ook hier staan we weer prachtig. Het was inmiddels begonnen met regenen, dus aten we ze in de binnentent. Voldaan konden we de slaapzak induiken. De laatste kampeernacht van de vakantie.

Morgen een update over het stappenplan ‘Kamperen kun je leren’.

Chateau de Persy

De Heerkuil.
Het is vroeger een 'echte' terrassencamping geweest,
en dat kun je nog goed zien aan de heggetjes op het onderste veld
waar wij staan. Bij alle andere NTKC-terreinen sta je gewoon op
een terrein zonder afgebakende plaatsen. 




vrijdag 21 juli 2023

Dag 25 – woensdag 19 juli: Salornay


Op vijf minuten lopen van de camping zat een bakker, een echte zoals je die hier gelukkig toch nog vaak hebt. Daar haalden we dus vers stokbrood en een paar croissants en in het ochtendzonnetje, wat hier heel aangenaam was, genoten we van het Franse leven. Na enig overleg gisteren met de beheerder van de camping was het gelukt de wifi aan de praat te krijgen waardoor ik mijn foto’s voor het blog kon laden. Dat deed ik dus eerst, en daarna gingen we naar het eigenlijke doel van ons verblijf hier. Het opzoeken van onze ‘boer en boerin’, zoals we ze al meer dan vijfenveertig jaar noemen. Ik schreef er al over in 2021 (www.reizenmetenzondertent.com, tabblad Frankrijk). Met enige spanning in het lijf reden we hun kant op. Zouden ze er nog wonen? Zou hij nog leven, het ging zo slecht met hem de vorige keer. En hoe zou het met haar zijn?

Het hek stond open, evenals de keukendeur. Maar we zagen niemand. Ik riep dus maar door de open deur of er iemand was. En gelukkig, we hoorden iets. De boerin, Elise, kwam uit de keuken tevoorschijn, zag ons, en was zó blij ons te zien! We omhelsden elkaar hartelijk. Natuurlijk viel direct op dat het wel heel stil was. Antoine, zo hoorden we, was een jaar geleden opgenomen in een verpleeghuis. Het ging echt niet meer. Hij hoorde niet goed, sprak niet meer en kon ook niet meer goed lopen. De zorg was uitstekend, vertelde Elise, maar net als hier kampt men in Frankrijk ook met een ernstig personeelstekort wat het niet altijd makkelijk maakte. Voor haar was het zwaar, zo alleen in die oude middeleeuwse boerenhoeve, met alleen nog twee kippen en een kat. Haar kinderen en kleinkinderen kwamen wel elke dag langs (niet tegelijk natuurlijk), maar toch. Ze loopt zelf tegen de negentig en dan valt het niet altijd mee. Ondanks alles zag je in haar nog steeds die taaie, sterke vrouw, die bovendien zeer goed op de hoogte was van het wereldgebeuren. Het was belangrijk om je geest scherp te houden, zei ze. Heel bijzonder.

We dronken een glas limonade en na een klein uurtje namen we afscheid. ‘We zeggen gewoon tot de volgende keer hoor!’, zo zwaaide ze ons uit. Een stuk geschiedenis voor ons allemaal.

Die avond gingen we eten in Cluny. Dat doen we daar meestal bij hetzelfde eetcafé, Café Centre. Geen hoogstandjes maar gewoon goed eten op een leuke plek. Eerst dwaalden we nog wat door het stadje, dat we zo goed kennen en dat een metamorfose heeft ondergaan sinds de eerste keer dat we er kwamen in 1979. Nu lopen er drommen toeristen door de hoofdstraat, die deels tot voetgangersgebied is verklaard. Eén ding verandert nooit, dat is de Grote Abdij. Dit voormalig klooster, gebouwd in 909, is een van de grote publiekstrekkers in dit stadje. En terecht. Van de oorspronkelijke gebouwen is nog maar 10% over, maar zelfs dat is meer dan indrukwekkend.

In Café Union, ongeveer midden in hoofdstraat, namen we een drankje. Tot mijn grote vreugde waren de knalroze plastic stoelen, zoals ze die tot een paar jaar geleden hier overal in de horeca hadden, vervangen door neutraler gekleurde exemplaren. Nu had je niet meer het gevoel in een Barbie-poppenhuis te zitten. Voor het eten hoefden we maar een klein stukje te lopen, en de gezellige drukte van onze vaste eetstek lachte ons al toe. Bert nam vooraf iets dat ik hier maar niet zal benoemen omdat ik er zelf nauwelijks naar kan kijken, maar vooruit, soms moet je ergens overheen stappen. Ons hoofdgerecht, steak Charollais, liet lang op zich wachten. Nu was het er druk, en er was ook genoeg te zien, maar na een uurtje kregen we toch de indruk dat ze ons vergeten waren. We vroegen het maar eens aan iemand van de bediening. ‘O, sorry, nou, jullie kunnen ook gewoon het biertje afrekenen hoor!’ Wat??? Geen excuses, niks. Een ander personeelslid bemoeide zich er ook mee. Ook hier geen excuses, maar alleen de opmerking dat het nu ‘heus, heus’, binnen een paar minuten op tafel zou staan. ‘Er was een probleempje in de keuken’. Daar geloofden we helemaal niets van natuurlijk. Bert was er inmiddels al zo klaar mee dat hij weg wilde lopen, maar ik had honger en het alternatief, bij de tent iets klaarmaken, vond ik ook niet aanlokkelijk klinken. Dus maar even gecheckt: kan het écht binnen een paar minuten? Ja echt. En het was ook zo. Toch was het jammer dat we de laatste avond zo af moesten sluiten. Wat ons het meest stoorde was dat ze met smoesjes kwamen, en ons zelfs niet eens iets van koffie aanboden na het eten. Maar goed, het zou ook stom zijn deze vakantie hierdoor te laten bederven dus dronken we bij de tent ons glaasje wijn (ik was de bob, dus had het bij water gehouden). Morgen vertrekken we naar huis. Misschien in één keer door, misschien met een stop onderweg. We zullen zien.

Doorkijkje naar de Abdij van Cluny

Beeld bij de camping...

...en nog een



woensdag 19 juli 2023

Dag 24 - dinsdag 18 juli: Vercause (Drôme) - Jalornay-sur-Guye (Bourgogne)

Om precies 10 uur reden we weg uit Verclause. Gisteren hadden we de tank al volgegooid, bij de Super-U was de benzine het goedkoopst van alles wat we tot dan toe gezien hadden. Bij de bakker in Rosans haalden we wat voor een na-ontbijtje, we hadden al vroeg wat toastjes met jam gegeten. Ook kochten we twee pissaladières, raar woord maar het bestaat echt. Het zijn een soort kleine pizza’s, in dit geval belegd met gekarameliseerde ui en ansjovis. Een paardenbloem heet hier trouwens een
pissenlit. Ze weten er hier wel weg mee, die Fransen.

We besloten via Grenoble te rijden, en dat was een verstandige keus zo bleek. Ten eerste was het onwaarschijnlijk mooi en ten tweede ontzettend rustig. Nadat we de hoogste bergen gepasseerd hadden was het afgelopen met het bochtjesrijden en konden we wat meer opschieten. Om een uur of één stopten we bij een boulangerie/café, waar we onze zelf meegebrachte chocoladebroodjes opaten bij een voortreffelijke kop koffie. Er zat een grote groep wegwerkers naast ons, en toen een van hen zag dat wij nét in de zon zaten schoof hij een heel eind op zodat ook wij in de schaduw konden zitten. Er bestaan genoeg aardige mensen, soms zou je het haast vergeten. Toen ik ging afrekenen kon ik het niet laten de citroen-meringue-taartjes, die Bert al had zien staan, mee te nemen.

De route liep om Lyon heen zodat we ook daar geen enkele last van het verkeer hadden, hoewel het wel veel drukker was dan op het eerste traject. Ons doel was camping La Clochette, in Savornay -sur-Guye, een municipal. Die zijn eigenlijk altijd goed, en ook deze stelde ons niet teleur. In het dorp, prachtig in het groen en met zeeën van plaats. We konden maar kiezen. Om vier uur stond de tent en konden we ons overgeven aan het kampeerleven. We aten ’s avonds eerst een geitenkaasje wat we nog in de koelbox hadden, toen de pissaladières en als toetje de citroenmerengue. Wat een feestmaal!










Dag 23 – maandag 17 juli: Verclause

Wie Provence zegt, zegt lavendel. Dus maakten wij vandaag een tochtje naar Pont-Lagrand, waar je volgens de aardige dame van de VVV de mooiste velden kon vinden. We begonnen met een schitterende rit door het middelgebergte, naar het plaatsje Orpierre. We kwamen helemaal niemand tegen en dat was maar goed ook, want het waren weer allemaal smalle weggetjes. Zomaar uit het niets doemde Orpierre voor onze neus op. Een verrassend leuk plaatsje, klein, maar wel met twee restaurantjes waarvan er ééntje open was. Daar streken we neer op het terras dat goed in de schaduw lag. We aten er een hapje, of twee eigenlijk. Naast een uitstekend klaargemaakte gratin van aardappel, gorgonzola en spekjes, geflankeerd door een echt goed aangemaakte sla (dat moet je tegenwoordig maar afwachten, soms krijg je een bak onaangemaakte rucola met een halve lepel dressing erover, succes) namen we een toetje: citroen-meringue taart. Dat was alsof er duizend engeltjes op je tong piesten, zo lekker. Net toen wij weg wilden gaan schoven er drie bergbeklimmers aan, een jongeman die de twee anderen kennelijke gegidst had. Ze hadden een rots beklommen die zo’n beetje kaarsrecht omhoog stond, vergelijkbaar met El Capitán in Yosemite. De oudste van de drie, ik schatte hem begin vijftig, was totaal uitgeput. Ze waren die ochtend om half vijf begonnen en nu was het twee uur. Hij had een massage nodig, en een jacuzzi, en een infuus met bier. Volgens eigen zeggen.

Geheel verzadigd reden we verder, op naar de lavendel. Nou, dat viel tegen. We hadden al behoorlijk wat velden gezien onderweg, de een wat beter onderhouden dan de ander, maar dit was eigenlijk niks. Ach, maakte niet uit, het was sowieso een tocht die de moeite dubbel en dwars waard was. De lavendel van vroeger schijnt veel sterker van geur geweest te zijn, maar op een goed moment werden door een ziekte alle wortels aangetast waardoor er niets meer van over was. Men is toen een nieuw ras gaan kweken dat veel beter bestand was tegen ziekte maar ook minder geurig, waardoor er nu veel meer struiken nodig zijn voor een litertje lavendel (à €1200).

Bij de tent was het redelijk te doen in de schaduw. Echt honger hadden we ’s avonds niet meer na het copieuze middagmaal, maar een geitenkaasje met een stuk stokbrood ging er prima in. Het was onze laatste avond hier. Morgen vertrekken we richting Bourgogne. Het oorspronkelijke plan om nog naar de omgeving van Uzès te gaan, met de meest fantastische zaterdagmarkt, hebben we laten varen gezien de hoge temperaturen. Veertig graden, dat wordt ons echt teveel.

Ik moet nog even iets nuanceren wat betreft het schoonmaakverhaal van het sanitair. Afgelopen dagen is er elke dag gepoetst door Flo. Toen we bij hem afrekenden vertelde hij een verhaal dat ik hier niet precies uit de doeken ga doen, maar wat wel verklaart waarom het hem af en toe even niet lukt.







Ook uitgebloeid zijn bloemen mooi



dinsdag 18 juli 2023

Dag 22 – zondag 16 juli: Verclause

Eerst zetten de sopranen in, aarzelend. Dan komen de bassen erbij, gevolgd door alten en tenoren. Een prachtig concert. Uiteindelijk luisteren we naar het Hallelujah van Händel, geroerd door zoveel moois. En dat meerdere keren op een dag. Gratis en voor niks. Zo onverwachts als het begon eindigt het ook: opeens zijn alle cicades stil. Ongelofelijk.

Deze insecten, die niets met krekels van doen hebben, houden zich schuil op de schors van de bomen. Het is moeilijk om ze in beeld te krijgen, maar uiteindelijk is het ons toch gelukt. Met de camera van Bert zelfs haarscherp, met mijn mobiel toch ook nog redelijk. Het is eigenlijk een totaal oninteressant beestje om te zien, saai en kleurloos, in tegenstelling tot het geluid wat het produceert. Er zijn mensen die er gek van worden maar wij luisteren er juist met plezier naar.

Goed zoeken!

Vanwege de hitte, die deze dagen alleen maar toeneemt, besloten we de ochtend bij de tent te blijven en pas als het te warm werd in de auto (lees: airco) te stappen. We hadden een leuk tochtje uitgestippeld met behulp van de onvolprezen detailkaarten van Michelin. Daar kan geen navigatie tegenop. Op de kaart kun je precies zien welke wegen de moeite waard zijn qua omgeving en natuur, en zo kun je heel makkelijk een route uitzetten. De belangrijkste plaatsjes hebben we vervolgens genoteerd en die onderweg steeds opnieuw ingegeven op de navigatie. Voordeel daarvan was weer dat we onderweg niet de hele tijd op de kaart hoefden te kijken.

De tocht ging langs de wat kleinere Gorges de Arnayon, door naar Bourdeaux, Dieulefit en Montbrison naar Nyons, langs de Gorges de Eygues en toen terug naar Verclause. In Dieulefit was het groot feest. We hebben er even rondgelopen tussen de bric-à-brac, met medelijden kijkend naar de mensen achter hun kraampjes in de gloeiende zon die niet anders konden dan afwachten of iemand alsjeblieft, alsjeblieft iets van hun roestige gereedschap/oude vazen/antieke(not) lampfittingen wilde kopen. Wij hebben alles al, dus aan ons hadden ze niets.

Nu komen we al meer dan veertig jaar in Frankrijk, en deze streek was ons volkomen onbekend. Het was dus een verrassing om te zien hoe mooi en afwisselend het landschap hier was. Echt een aanrader! Ook volop wandelmogelijkheden, maar daar zagen wij vanaf. Je moet de goden niet verzoeken in deze temperaturen. In Nyons, een redelijk grote stad, was het gezellig druk met veel goed bezette terrassen, daar hebben we dus een tijdje gezeten om de vochtbalans op peil te brengen.

Terug bij de tent was het inmiddels aangenaam. We aten de andere helft van de merguez, die bleken gisteren toen we ze uitpakten zó groot te zijn dat we allebei aan twee genoeg hadden. Wederom aangevuld met gebakken tomaat, wortelsalade en brood een voortreffelijk, licht maaltje. Vakantie noemen ze dat, geloof ik.




zondag 16 juli 2023

Dag 21 – zaterdag -15 juli: Verclause

De Franse markten, daar doe je het voor. Vooral de wat grotere, zoals die in Uzès of in Thuir (zoek maar op). In de VVV in Rosans, bij dezelfde alleraardigste dame, hing ook een lijstje. Serres, 30 km hiervandaan, dat leek ons wel wat. ‘Ga vooral vroeg, zorg dat je er om acht uur bent en neem daar je petit-dejeunertje’, zo was het advies. ‘Parkeer buiten het centrum en loop de rest.’

Ok, wekker gezet op zeven uur, in de auto gesprongen en precies om twee minuten over acht reden we het stadje in. Waar we recht tegen de markt opreden en pal ernaast de auto konden parkeren. Wat een deceptie, de wijkmarkt bij ons in de buurt is haast nog groter. Maar niet getreurd, eerst een lekkere bak koffie op het plein, met croissants en pain au chocolat van de naast liggende bakker. Dat is hier heel fijn, je mag overal je zelfgekochte etenswaar opeten op een terras en daar maakten we ook nu graag gebruik van. Meestal nemen we een grand crème, oftewel een grote café au lait. De tweede ronde vroeg ik hetzelfde zónder melk. Even vergeten dat we hier in Frankrijk zitten. Ik kreeg dus een dubbele espresso, zo sterk dat mijn gezicht ervan vertrok. Weet je wat, ik vraag er wat water bij. Ik liep dus met mijn kopje naar binnen waar de vriendelijke dame me al tegemoet kwam: ‘water erbij zeker? Ik breng het zo!’. Kennelijk was ik niet de enige.

Balkonscène met hond in Serres

De markt zelf was zoals gezegd klein, met wat stalletjes waar ze lokale producten verkochten en een paar met kleding en tassen, dat soort dingen. Hoewel we nooit genoeg krijgen van geitenkaas lieten we het toch voor wat het was, we gingen namelijk nog een flinke rondrit maken met de auto. En gesmolten geitenkaas is misschien een geweldige ontdekking voor een nieuw soort smoothie, wij besloten het aan het eind van de rit in het dorp te halen. Daar hadden ze het ook, van dezelfde geitenboer.

Vanuit Serres reden we binnendoor naar de Gorges de Méouge. Langs kleine dorpjes, waar we soms wel en soms niet uitstapten. De Gorges waren prachtig en gelukkig voor mij niet te hoog qua wegen. Het was er wel redelijk druk, zaterdag natuurlijk, en ook waren bijna alle stopplekken afgezet zodat we niet veel uit konden stappen om rond te kijken en foto’s te maken. Maar het was dubbel en dwars de moeite waard. Om weer thuis te komen moesten we in totaal drie passen over, fantastisch mooi! Geen vergelijk met de Col de Preit. (O, nog even daarover: niet iedereen leest vermoedelijk de reacties op het blog, maar Marianne stuurde er eentje met daarbij ingesloten een link die ik jullie niet wil onthouden: www.dangerousroads.org/europe/italy/3649-colle-del-preit.html. In Italië dus. Ben ik blij dat we teruggegaan zijn!) We kwamen op prachtige plekken en het mooiste was: er was niemand. Welgeteld één auto zijn we tegengekomen, bovenop de Col Saint Jean. Duitsers. Via de Col de Pierre Vesce en de Col du Reychasset kwamen we weer terug in Verclause. In totaal waren we zeven uur onderweg geweest, maar o zo de moeite waard. In de Super U deden we nog wat boodschappen: merguez met de daarbij behorende harissa, salade de carottes, paté en geitenkaasjes.

Mooi opgeknapte oude wasplaats in Eygalayes


Val Buëch Meouge

Doorkijkje in Ventavon

Valle Buëch Meouge

Ventavon

Savournon

Intussen was de temperatuur zo gestegen dat we besloten verder niets te doen. We zetten de stoelen in de schaduw en hadden een late lunch. Ik nam vrij van het bloggen en las in één ruk mijn boek uit. Bert was gisteren al begonnen in het boek van Nico Dros; Willem die Madoc maakte.

Om een uur of acht kregen we weer trek en het koelde een beetje af zodat we onze stoelen weer verplaatsten naar de kookplek, voor de tent. Daar aten de goddelijk lekkere merguez, aangevuld met dikke plakken gebakken vleestomaat, salade en brood. Toen het echt te donker was om te lezen bleven we nog even zitten om te zien of Reintje de Vos zich nog zou vertonen. Die heeft hier namelijk zijn domicilie, samen met zijn familie. Hopelijk hebben zij wél schoon sanitair.














Dag20 – vrijdag 14 juli: Verclause

Het terrein hier is nauwelijks een camping te noemen. Je staat er gewoon met je tentje middenin het prachtige landschap op de grens van de Hautes Alpes de Provences en de Drôme. De weg ernaartoe is vrij steil, met een aantal flinke haarspeldbochten. Hoe je hier met een caravan moet komen zou ik echt niet weten, maar toch stonden er een paar. Kleinere, wel te verstaan. Flo vertelde dat hij eens vier uur bezig was geweest een vastgelopen camper eerst veilig beneden en toen via een enorme omweg op de plek van bestemming te krijgen. Beslist geen aanrader dus voor campers en grote caravans! Je moet er ook niet aan denken dat je er op deze weggetjes een tegenkomt, dat betekent dat één van de twee een heel stuk achteruit moet rijden. Verder kun je op de reviews van deze camping lezen dat het sanitair zo ongeveer antiek is. Nou, dat klopt. Er is duidelijk in geen jaren meer iets aan gedaan. Dat is tot daar aan toe, het functioneert allemaal wel, maar er wordt niet schoongemaakt! Helemaal niet. Terwijl het dik dertig graden is en we ons hier wel alleen op de wereld voelen, maar het niet zijn. Met deze hitte en met toch minstens 15 medekampeerders is het echt meer dan noodzakelijk de boel goed schoon te houden, basisregel van de hygiëne. Dat gevoel bekruipt ons wel, dat de huidige eigenaren/beheerders zich er erg makkelijk van af maken. Wel de lusten (het is bepaald niet gratis) maar niet de lasten. De vuilnisbakken in de toiletten puilen uit, de vuilcontainers zitten propvol en het is gewoon niet schoon. In het werkhok stond een dweilstok, het vuil van jaren zat eraan vastgekoekt. Dat het niet helemaal uit de hand loopt komt doordat de kampeerders hier af en toe zelf de handen uit de mouwen steken. Zo waren twee mannen zelfs bezig met het vervangen van de schommels en bijbehorende bevestigingen, iets wat me toch ook de taak van de beheerder lijkt. Kennelijk accepteert iedereen het (wij ook) omdat het verder zo uniek is.

Quatorze Juillet vandaag. De nationale feestdag ter herinnering aan het uitroepen van de Franse Republiek in 1789. Het is wel de vraag wat ze dat gebracht heeft, hoewel, die koningen waren ook niet alles. In elk geval wordt overal in het land feest gevierd op meer of minder uitbundige wijze. Zo ook in Rosans, het dorpje hier vlakbij. We reden erheen, om een uur of elf, om te ontdekken dat de festiviteiten pas eind van de middag zouden plaatsvinden. Gelukkig was het plaatselijke café wel open, en we dronken een kop koffie tussen de Fransen die al aan de wijn en het bier zaten. Daarna liepen we een rondje dorp, beklommen de zeer oude toren vanwege het mooie uitzicht en daarmee hadden we het wel gezien.

Terug bij de tent lunchten we met het verse brood dat ik ’s morgens nog even gehaald had en verder deden we niets. Nou ja, niets, ik werkte het blog bij en begon aan een nieuw boek (Lessen in Chemie, een absolute aanrader!) en Bert las Landlijnen van Raynor Winn uit. We aten onze fameuze schaapherderspot, dat hoort erbij zodra we in Frankrijk zijn. Voor de liefhebbers hier het recept: snijd ongeveer gelijke hoeveelheden uien, vleestomaten en aardappelen in grove stukken Gooi alles in een pan met een paar bouillonblokjes, doe er wat water bij, breng aan de kook en laat het garen. Op je bord: versgemalen zwarte peper erover, een flinke schep crème fraîche erbij (de echte Franse, die is wat vloeibaar) en een klodder fromage frais erop. Supermakkelijk, ontzettend lekker en ook nog eens heel snel klaar.

Bon appetit! (Nee, geen foto's vandaag)

vrijdag 14 juli 2023

Dag 19 – donderdag 13 juli: Verclause (Camping Le Gessy)

Alleen op de wereld waren we, nou ja, bijna dan. Na de heftige avond van gisteren, met regen en onweer, sliepen we als rozen. Om half acht stak ik m’n hoofd uit de tent om te zien waar we nu eigenlijk terechtgekomen waren. Ik schrok er bijna van, zo onbeschrijfelijk mooi was het hier. In de verste verte geen medekampeerders te zien. Een uitzicht om je vingers bij af te likken. Voor onze tent konden we half in het zonnetje koffie drinken en ontbijten terwijl de tent in de schaduw stond. Beter kon het niet.





Omdat onze voorraad nu wel erg uitgeput raakte en we bovendien grote behoefte hadden aan Frans stokbrood reden we eerst naar de supermarkt in het dorpje. Of beter, gehucht want meer dan een paar huizen is het niet. Die winkel was er eentje om U tegen te zeggen, letterlijk dan want het was er een van de U-keten hier in Frankrijk. Je kon het er aan de buitenkant niet aan af zien, maar hij was enorm groot en ze verkochten er werkelijk bijna alles. Ernaast was een tankstation met de goedkoopste benzine die we tot dan toe gezien hadden, en je kon er zelfs de was doen in grote machines die op de parkeerplaats stonden. Tot 18 kg aan toe. We sloegen flink in, niet alleen brood maar ook allerlei lekkere hapjes en niet te vergeten fruit. Op het moment dat we weer weg wilden rijden moesten we flink wat geduld hebben, het was in verhouding tot de winkelgrootte een vrij kleine parkeerplaats waar aan de lopende band opstoppingen ontstonden. Iedereen blokkeerde iedereen, zowel bij in- als bij uitrijden. Uiteindelijk gebruikte ik zelfs de toeter om er een beetje beweging in te krijgen en na drie keer op de claxon gedrukt te hebben kwam er schot in de zaak.

We brachten de spullen naar de tent, stopten wat gekoeld moest in de koelbox en reden vervolgens door naar het plaatsje Rosans hier vlakbij, waar een VVV-kantoor zat. Daar werden we door een zeer bevlogen dame te woord gestaan. Eerst in het Frans, maar toen ze ons onderling Nederlands hoorde praten werd het direct in onze eigen taal voortgezet. Later vertelde ze dat ze ook Italiaans, Spaans, Duits en natuurlijk Engels sprak. Maar van origine kwam ze uit Nederland. We kregen hele goede informatie en een stapel kaarten mee. Ze wees ons op een demonstratie dezelfde middag, over het distilleren van lavendel. Na de lunch bij de tent en een korte siësta reden we dus daarnaartoe, niet ver van ons vandaan. Het eerste halfuur was nogal taai. De uitleg, in het Frans natuurlijk, werd gegeven door iemand die vast goed in z’n vak is maar duidelijk moeite had met het overbrengen van zijn enthousiasme. Gelukkig werd het na een half uurtje interessanter omdat hij toen daadwerkelijk liet zien hoe van 250 kg lavendel de olie gedistilleerd werd, in grote oude ketels die met hout gestookt werden. Overigens vond niet iedereen het de moeite waard; een vader van twee jonge meisjes die met hun moeder wél aandachtig luisterden en keken, was helemaal alleen achteraan gaan zitten zodat hij rustig en ongestoord spelletjes kon spelen op zijn telefoon.


Onderaan ons weggetje naar boven zat zoals gezegd restaurant ‘de Rode Slak’. Het was in april overgenomen door twee enthousiaste jonge jongens die een moderne keuken mixten met een Franse twist. We besloten daar maar te gaan eten op deze eerste dag. Ik nam vooraf een Oeuf Cocotte en Bert, tja, ik kan het niet anders zeggen, at maar liefst 12 slakken die er ook echt uitzagen als….slakken. Ik kon er nauwelijks naar kijken. Maar daarna ging hij op de vegatour, met grote ravioli gevuld met paddenstoelen en voorzien van een goddelijke roomsaus met boleten, en at ik een fantastisch verse rundertartaar, echt vlees met de hand in hele kleine stukjes gehakt en verrukkelijk aangemaakt met o.a. kappertjes, die ik zelf met een rauw ei moest aanmengen. Meestal durfde ik zoiets niet in verre oorden, en al zeker niet in deze hitte, maar dit zag er allemaal zo goed uit dat ik voor één keer de sprong waagde. Allemaal lokale producten trouwens (van die slakken geloof ik dat zeker, die heeft iemand gewoon uit z’n tuin gevist…aaarrgggh). Bij de tent genoten we van de zonsondergang, de mooie lucht, het uitzicht en een glaasje wijn. Alleen op de wereld.








Dag 18 – woensdag 12 juli: Valle Maira – Verclause (Fr)




Buurman Bert vertelde gisteren, naast allerlei andere prachtige verhalen, echt een rasverteller, dat de Col de Preit gewoon open was. We konden dat best rijden, helemaal eroverheen. Dan kwam je in Demonte waar je heerlijk ijs kon eten, en dan via Dronero weer terug. Uit en thuis zo’n uurtje of drie. Zonder te stoppen dan, dus dat zou wel een dagtripje zijn. Maar ja, we wilden vandaag naar Frankrijk. Toch begon het vanmorgen vroeg te knagen, zoiets moois laten lopen? Ach, we blijven nog een dag. Wat maakt het uit.

Vrij vroeg, voor ons doen dan, reden we naar boven. Een heel andere rit dan naar de Col de Sampeyre, ook met veel minder verkeer. Het was vanaf het begin mooi en ook goed te doen voor iemand met hoogtevrees. Dat wil zeggen, totdat we écht omhoog gingen. Er was een grasveldje waar je kon parkeren maar daar waren we allang voorbij, hoger en hoger, de ene haarspeldbocht na de andere. Hoewel ik zelf reed en dan meestal wel meer aankan zag ik het opeens niet meer zitten. We keerden dus, zetten de auto op genoemd grasveld en genoten van de schoonheid om ons heen. Velden vol bloemen, overal om ons heen. We konden er geen genoeg van krijgen. Wat een plaatje, alweer.




Na een klein uurtje reden we terug, het was iets van half twaalf. Opeens kreeg ik de kriebels; waarom gingen we niet alsnog weg? Zo gezegd zo gedaan, en om kwart voor een reden we gepakt en gezakt richting Franse grens. Deze tocht zou helemaal binnendoor gaan, naar een klein plaatsje genaamd Verclause. Daar had ik een camping gevonden op de site van de NTKC (kampeerclub.nl), Camping le Gessy, waar nogal enthousiast over gesproken werd. Iets met heel veel rust, ruimte en uitzicht. Om in Italiaanse sferen af te ronden dronken we nog een cappuccino op een terrasje bij een klein tabakswinkeltje, waar wat mannen aan het bier zaten. Betere cappuccino hadden we nog niet gehad! En dat voor €1,10…

Binnendoor rijden betekent niet opschieten, maar dat hadden we ingecalculeerd. Of beter gezegd, de navigatie had dat gedaan. Rond een uur of zes zouden we aankomen, dat leek ons geen probleem. Onderweg passeerden we de grens, die lag precies bovenop de Maddalena Pas. Daar moesten we echt uitstappen, niet alleen omdat we er al meer dan twee uur op hadden zitten maar vooral omdat het ook daar weer zo onwerkelijk mooi was. Al met al bleven we er zeker een half uur rondlopen en de camera maakte overuren. 










Tja, en toen waren we opeens in Frankrijk. Hoe is het toch mogelijk dat er zo’n verschil is tussen beide landen…het was direct een heel andere sfeer. Gezellige dorpjes, veel mensen op de been, winkels in overvloed. Vooral in de buurt van de grens was het druk, later werd het rustiger. Ook op de weg. Tegen zeven uur dirigeerde de navigatie ons van de weg af en een klein landweggetje in dat meteen flink omhoog liep. Na meerdere haarspeldbochten kwamen we op de plaats van bestemming: de begraafplaats! WTF….Nee, nog niet onze bestemming hoor! Naar beneden maar weer. De navigatie van Google Maps stuurde ons een stukje verder door, en dan daar afslaan. Vertwijfeld keken we naar de rode slak voor onze neus. Geen echte, maar een restaurant genaamd L’Esgargot Rouge. Maar een verwijzing naar een camping? In geen velden of wegen te zien. Ten einde raad besloot ik de bellen, en in mijn beste Frans legde ik uit dat we onderaan een weg stonden maar niet wisten hoe we naar de camping konden komen. Toen ik uitgepraat was vroeg de stem aan de andere kant: ‘Shall we speak English?’ Goed idee inderdaad, mijn Frans was nog een beetje roestig na al die tijd in Italië. De eigenaar, die Flo bleek te heten, was net zijn baby-dochtertje in bad aan het doen maar zou ons binnen vijftien minuten op komen halen. En dat deed hij, na een klein kwartiertje kwam er iemand op een quad met hoge snelheid de berg af, stopte vlak voor onze neus en zei: ‘Hi, I am Flo!. ‘Welcome in paradise!’. Hij had volledig gelijk. We geloofden onze ogen niet, zo mooi was het terrein dat maar liefst 10 ha groot was. En wat een kampeerplaatsen, zo vrij als een vogeltje was je hier. De dichtstbijzijnde tent/caravan stond minstens 300 meter verder.

Inmiddels was het tegen half acht maar nog meer dan licht genoeg. Flo liet ons drie potentiële plekken zien, één ervan achtte hij het meest geschikt gezien de hoge temperaturen die eraan zaten te komen. Wij waren het met hem eens, en nadat hij ons, onder de toezegging van een verlengsnoer (dat van ons was met 20m veel te kort) liet hij ons achter. Intussen hadden dreigende wolken zich met veel overtuiging samengepakt boven ons hoofd. De hele dag geen wolkje aan de lucht, en net als je de tent op wilt zetten krijg je dit. In vliegende vaart probeerden we ons katoenen huis omhoog te trekken en er wat pennen in te slaan. Wat nog niet meeviel, allemaal rots hier. Maar hij stond koud of het begon te plenzen. In de auto wachtten we tot het ergste voorbij was, gooiden snel slaapmatten en – zakken erin en slaagden er zelfs in de keukenspullen min of meer droog op hun plek te krijgen.

Nu was er nog één puntje van aandacht: we hadden nog niet gegeten. Door onze snelle aftocht was dat er geheel bij ingeschoten. Gelukkig hebben we altijd een noodrantsoen bij ons, iets dat je in een paar minuten op kunt warmen of desnoods koud eten (dat is dan wel heel vies). Uit onze voorraadkast thuis had ik een blik labskous meegegrist dat we vorig jaar in Noorwegen gekocht hadden, voor je-weet-nooit. Dat is een mengsel van gezouten vlees, aardappelen en uien. Het zag eruit - voor zover ik het kon zien, het was nu echt donker – als blikvoer voor een hond. Of erger, vul zelf maar in. Maar we hadden het snel opgewarmd en eigenlijk was het goed te doen. In elk geval konden we met een gevuld buikje gaan slapen. Morgen maar eens kijken wat ons uitzicht is.

donderdag 13 juli 2023

Dag 17 – dinsdag 11 juli: Valle Maira

Ouderen gaan terug in hun kindertijd. Nu rekenen wij onszelf absoluut niet tot die doelgroep, maar vandaag begonnen we toch wat te twijfelen.

Omdat de Col de Preit gesloten was, zo stond op het bordje onderaan de weg, en we hier niet de hele dag voor de tent wilden blijven zitten togen we eerst naar Dronero om onze ontbijttoastjes te halen, hier crostini’s geheten, en daarna wilden we naar Villar San Costanzo alwaar bijzondere rotsformaties te zien waren.

Bij de eerste supermarkt in Dronero waren de crostini’s uitverkocht, alleen de volkoren versie stond nog in het schap. Die namen we dus maar mee, hoewel we die niet zo lekker vinden. Bij de tweede poging, bij de Spar, zagen we ze ook niet. Niet bij de andere twintig soorten toast, niet bij de ontbijtspullen, niet bij de zoutjes. We wilden net weggaan en stonden al vlakbij de kassa toen ik me even omdraaide: bingo! Op een volstrekt onlogische plek, tezamen met pleisters en witte wijn.

Hierna reden we naar de ciciu, zo heten ze hier; wij kennen deze stenen paddenstoelen als hoodies (nee, niet de capuchontruien) uit Amerika, daar hebben we ze in vele soorten en maten in verschillende parken gezien. Bij de ingang van het park moesten we – natuurlijk – entree betalen. Voor niets gaat de zon op. Je kon twee routes lopen, een korte van ongeveer een kilometer en een lange van tweeënhalf uur. Aangezien het inmiddels 35°C was kozen we voor het eerste. We liepen langs de picknickplaats naar beneden waar het pad begon. Al snel maakten we een behoorlijke afdaling, niet echt een pad maar meer een uitgesleten beekbeddinkje. Heel smal en lastig lopen. Opeens zag ik, in een hoekje, een kabouter staan. Heel groot en kleurig. Huh? Ok, zal wel. Leuk voor kinderen. We liepen door. Na deze afdaling kwamen we op een soort van bospad uit dat we bleven volgen. Opeens: een wolf! Ik vroeg me af of we misschien in de Efteling verzeild waren geraakt. Intussen geen hoodie te zien. Na de wolf kwamen achtereenvolgens de uil, de geit, de raaf en nog zo wat dieren tussen de struiken tevoorschijn. Verder stonden nergens aanwijzingen, en cicu’s waren in geen velden of wegen te bekennen. In de verte hoorden we kinderstemmen en na enige tijd verscheen er een vader met zijn twee zoontjes. Hij was verkeerd gelopen en dacht nu weer het goede pad gevonden te hebben. Het sprookjespad voor kinderen, wel te verstaan. In gebroken Engels deed hij heel veel moeite ons uit te leggen hoe we terug moesten komen, en na nog een keer een verkeerd pad genomen te hebben kwamen we terug bij ons uitgangspunt. Daar zagen we het pad dat we wél hadden moeten nemen, en we liepen er een klein stukje van tot we de eerste stenen paddenstoelen zagen. Vanwege de hitte, en omdat we al vaker zulke bijzondere beeldhouwwerken van moeder natuur hadden mogen aanschouwen, lieten we het daarbij.



Busca, een grotere plaats, lag een paar kilometer verderop. Daar konden we vast wel iets drinken dachten we. Nou, vergeet het maar. Ik weet niet wat het is hier in Italië, maar ook na de traditionele middagrust vertoont zich hier niemand op straat. Alles was dicht en verlaten. Wel twee leuke details zomaar in een muur:



We reden terug naar de tent. Daar hadden we een nieuwe buurman gekregen die ook Bert bleek te heten. Hij was niet alleen maar had gezelschap van een allerliefst en leuk Maltezer Leeuwtje. Dat heeft niets met wilde dieren te maken, maar alles met een klein hondenras. Hij nam haar mee op de motor, voorin, in een mandje waarop hij een ingenieus scherm-met-kijkruitje had geknutseld zodat ze geen last van de wind had maar wel naar buiten kon kijken. Die motor was elektrisch. Hij had hem meegenomen in de kleinste Kip caravan die er bestond. Zo kon hij ter plekke ritjes maken. Erop van en naar Nederland rijden was geen optie gezien de actieradius van 200/250 km, en dit was een goede oplossing nadat hij zijn zware motor van de hand had moeten doen. Coba, het hondje, zou het allemaal worst wezen. Zij vond het prachtig en dat was dat.



Morgen gaan we hier weg, Frankrijk lokt.

O ja, even terugkomend op het begin: dat we, zo jong als we zijn, vandaag toch voor het kabouterpad gekozen hadden, zou dat iets zeggen over ons??








dinsdag 11 juli 2023

Dag 16 – maandag 10 juli: Valle Maira

Alle ontbrekende foto's zijn nu toegevoegd, vanaf dag 11!

Het was warm. Heel warm. En eigenlijk nog warmer. Normaal gesproken ga je dan vroeg op pad als je wilt wandelen, zodat je de ergste hitte voor bent. Maar dat is ons nog nooit gelukt, wij zijn blij als we vóór twaalf uur ter plekke zijn. Ja, dat is op het heetste punt van de dag. Zo ook nu: om precies twaalf uur waren we startklaar om een korte wandeling van zo’n 4,5 kilometer te lopen vanuit het dorpje Acceglio. Eerst hadden we nog wat informatie gehaald bij het Tourist Office ter plekke, waar we te woord gestaan werden door een dame die geen Engels sprak en ook nauwelijks Duits. Heel handig voor een toeristenbureau waar, hoe gek, veel toeristen komen waarvan een aanzienlijk deel uit het buitenland. Maar goed, gewapend met de nodige kaartjes zochten we het pad dat naast de kerk begon. Eerst hadden we al wat rondgedwaald in dit kleine bergdorpje en nu gingen we naar boven. Het pad was gemarkeerd door een blauwe streep. Die zagen we niet. Maar met behulp van de app AllTrails konden we toch het begin vinden. Dat ging langs een weiland, en toen omhoog. Er stond een rode auto geparkeerd die het pad volledig blokkeerde, kennelijk was het niet veel belopen. We slaagden erin om de auto heen te komen en begonnen vol goede moed aan de tocht omhoog, door het bos. Het eerste stuk ging prima, en Bert ontwaarde zelfs iets van een blauwe markering die echter zo overgroeid was dat die ontdekking puur toeval was. Opeens stapte ik in het water. Ach, een beetje nat, kan gebeuren. Maar allengs werd het erger en erger, tot we tot over onze enkels in de modder zakten. Het was gewoon smeltwater wat daar naar beneden kwam en zich vermengde met zand, bladeren en stenen, en we moesten nog een heel eind naar boven. Ik zei het al, het was meer dan warm. We namen een uitstekende beslissing: we keerden om. Geen zin om dit onzekere traject in te gaan in de bloedhitte.

We stapten in de auto en reden naar het volgende dorpje, Chiappera. Ons aanbevolen door onze gids-op-afstand in Berkenwoude. Echt een mooi en fotogeniek dorpje waar we enige tijd bleven rondlopen. Dat kwam ook omdat we op zoek waren naar Campo Base, een ook per auto bereikbare berghut waar ze volgens onze gids Willem behalve iets te eten ook wifi hadden. Dat zou zeer welkom zijn, dan kon ik alle foto’s eindelijk laden. We zagen wel iets van een ristorante, maar dat was dicht. Uiteindelljk bleek dat we niet goed gekeken hadden, we moesten een eindje verderop zijn. Er was ook een camping, daar parkeerden we de auto. Die camping zag er keurig uit, ons iets te keurig zelfs, maar als je na een lange tocht daar je tentje op wilde zetten was het beslist een oase. Temeer omdat de hut, die meer leek op een gewoon restaurant, er vlak boven was. We liepen er dus naartoe en werden geholpen door een aardige jongen die voor de verandering nu eens wél Engels sprak. Hij zou de menukaart – nou ja, er stonden een paar gerechten op een krijtbord – wel even voor ons vertalen. Het eerste gerecht dat erop stond was insalatino met cereales en verdure. Enigszins verbaasd vroeg ik ‘Sla met cornflakes’? Hij schoot in de lach, nee natuurlijk niet. Maar hij begreep de verwarring. Omdat ik heel veel behoefte had aan iets lichts en verfrissend leek het me in elk geval een goede keuze. Bert nam de pasta met ragú, daar kun je hem voor wakker maken. Met een karaf water en lemon soda voor ons allebei als drinken.

Al snel kwam het eten op tafel. Het moet gezegd, het zag er prachtig uit, die insalatino. Echt een tip: doe gerechten in een ring voor je ze opdient. Heel makkelijk, en iedereen denkt dat je minstens twee dagen in de keuken gestaan hebt. Ik nam een hap, en nog een, en toen begonnen mijn oren langzaamaan te groeien. Al snel volgden mijn tanden, en ook mijn bovenlip begon vreemde vormen aan te nemen. Ik werd een konijn! Het leek werkelijk op konijnenvoer, met heel veel pitten en zaden. En daar ben ik sowieso al geen fan van. Het piepkleine cherrytomaatje dat in vieren gesneden toegevoegd was voegde niets toe, evenmin als de drie flinterdunne plakjes radijs. Ik heb mijn best gedaan maar moest toch een deel laten staan. Met de ragú daarentegen had Bert geen enkele moeite. De toetjes, semifreddo van noga voor Bert en een stuk zandtaart (dat was het niet helemaal maar ik kan het niet anders omschrijven) met bosbessensaus voor mij, waren verrukkelijk. We kregen er de Lemon Soda bij geserveerd, de Italiaanse Engelsman was het helemaal vergeten. Een dikke plus was dat de wifi zo snel was dat ik in no time de foto’s geladen had. Heel fijn!


Insalatino met cereales...





Foto's zijn van Chiappera

Geheel voldaan keerden we terug naar onze tent waar we het gebruikelijke ritueel volgden van lezen en bloggen, met later een glaasje wijn en een stukje kaas. Intussen hadden we ook onze plannen aangepast. We bleven nog een dag extra hier. Overal werd het zo ontzettend warm, zeker ook in het gebied in Frankrijk waar we naar toe wilden, dat het ons niet verstandig leek. In de hitte een tent opzetten is bepaald geen pretje. En we staan hier zo mooi, altijd schaduw en ’s nachts redelijk koel, jammer om dat nu op te geven.

’s Avonds gaven de vuurvliegjes weer een spetterende show ten beste, wat wil een mens nog meer?

En dan hier de kaart met de uiteindelijke route, onze overnachtingsplekken met rood onderstreept